Duurzaamheid in de dierlijke eiwitproductie: wat staat ons te wachten?
Rond dit thema organiseerde dsm-firmenich op donderdag 23 januari een studiedag voor de Belgische mengvoerfabrikanten. Spreekt iedereen dezelfde taal op vlak van duurzaamheid? En spreekt u zelf al een mondje "duurzaamheid" of wordt u nog wat ongemakkelijk bij het horen van de termen als SUSTELL, LCA, CFP, CSRD, EUDR, RTRS, GWP, PEFCR, GFLI, AFP, Branded data, Proxy's, Scope3, LUC-vrije soja...?
We helpen u graag op weg - ook na dit succesvolle event!
Hieronder alvast een samenvatting van 4 boeiende lezingen.
Ontbossing, verlies van biodiversiteit, schade aan ecosystemen, uitstoot van stikstof en broeikasgassen, land- en watergebruik… De veehouderij en de diervoedersector worden verantwoordelijk gehouden voor veel bedreigingen van natuur en planeet.
In een door dsm-firmenich georganiseerde studiemiddag werden de aanwezigen bijgepraat over de duurzaamheidseisen aan de diervoederproducenten, nu en in de toekomst. Veel aandacht ging uit naar het gebruik van soja en naar berekeningen van de koolstofvoetafdruk (carbon foot print, CFP) van diervoeders. De voeding bepaalt minstens de helft van de koolstofvoetafdruk van vleesvarkens, dus verduurzaming van het voerspoor levert een belangrijke bijdrage aan het reduceren van broeikasgasemissies in de dierlijke productieketen.
Duurzaamheidseisen in Europa: wat brengt de toekomst voor de diervoedersector?


Katrien D’hooghe van de Belgian Feed Association (BFA) gaf een overzicht van de wet- en regelgeving waar de diervoederindustrie nu en in de toekomst mee te maken heeft. Het EU-beleid, zoals in 2019 vastgelegd in de Green Deal, stoelt op zes pijlers: klimaatneutraliteit, circulaire economie, schone industrie, een gezonder milieu, duurzamere landbouw en klimaatrechtvaardigheid. De streefcijfers zijn uitdagend: Europa wil in 2050 het eerste klimaatneutrale continent zijn; in 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen met 55 procent verlaagd zijn ten opzichte van het referentiejaar 1990 en in 2030 moeten er 3 miljard extra bomen geplant zijn.
Om die ambitieuze doelen te bereiken heeft de Europese Commissie sinds 2019 diverse richtlijnen opgesteld om duurzaamheidsaspecten in productieketens te registreren en te rapporteren en de voortgang te monitoren. Bekende voorbeelden zijn de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD, deze wordt tussen 2025 en 2028 stapsgewijs ingevoerd), de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en de Regulation on Deforestation-free Products (EUDR, ook wel bekend als de ‘ontbossingswet’; deze wet geldt voor soja, rundvlees, cacao, koffie, palmolie, rubber, hout, papier en pulp).
De Nederlandse en Belgische brancheorganisaties voor de diervoederindustrie, Nevedi en BFA, ondersteunen hun achterban bij de verduurzaming van de productieketens. In Nederland heeft Nevedi daarvoor het Project Duurzaam Diervoeder 2030 ontwikkeld en in België is er de BFA Duurzaamheidscharter 2.0.
Soja: zegen of vloek voor een klimaatneutraal diervoeder?
Soja(schroot) is een nutritioneel waardevolle en moeilijk vervangbare eiwitbron in diervoeders, maar de teelt van soja draagt voor 33 procent bij aan de wereldwijde ontbossing, benadrukt D’hooghe. De Belgische diervoedersector zet zich al lang in om de aanvoerketen van soja te verduurzamen door de aankoop van duurzame sojacertificaten, waarmee aangetoond wordt dat de teelt voldoet aan duurzaamheidseisen. Daarnaast zoekt de sector actief naar alternatieve, lokaal of regionaal geteelde alternatieve eiwitbronnen.
Lieven Callewaert, voorzitter van de Round Table on Responsible Soy (RTRS), laat zien dat de EU jaarlijks ongeveer 8,5 miljoen ton soja importeert die voldoet aan de Fefac-eisen. Ruim de helft van de gecertificeerde soja is RTRS-soja.
Brazilië en Argentinië zijn de grootste soja-producerende landen in de wereld en ontbossing en conversie is daar een groot punt van zorg. De RTRS is in 2006 opgericht en zet zich, met 217 leden in 32 landen, sindsdien in voor verduurzaming van de sojaproductie, -handel en -consumptie. Samenwerking tussen de schakels in de sojaketen is daarbij de sleutel tot succes, zegt Callewaert: “Niet alleen sojaproducenten, -handelaren en -gebruikers, maar ook financiële instellingen en maatschappelijke organisaties nemen daarom deel aan de RTRS. Daarnaast hebben we ‘observerende leden’, die geen stemrecht hebben, maar wel de doelen van de RTRS ondersteunen, zoals universiteiten, onderzoekers, consultants en overheidsvertegenwoordigers.”
Om RTRS-gecertificeerd te worden moeten producenten voldoen aan 108 indicatoren die vallen onder de principes van RTRS. “Zo accepteren we geen soja die geteeld wordt op arealen die na mei 2009 ontbost zijn of waar een andere conversie van natuur (sinds juni 2016) plaatsvindt”, legt Callewaert uit.
Voor wat betreft soja – en andere in de EUDR genoemde producten, zoals palmolie - gaat het nog lastig worden om over te schakelen van het huidige certificeringssysteem naar volledig fysiek gescheiden productstromen, zegt Ann Vandeweghe van dsm-firmenich: “Het fysiek gescheiden houden van sojabonen van verschillende percelen, de traceerbaarheid en de logistiek van transporten over de weg en bulktransport over zee is een enorme uitdaging.”
Koolstofvoetafdruk en levenscyclusanalyse (LCA) van diervoeder: hoe begin je er aan?
Om de impact van de diervoederproductie op het klimaat te monitoren en te verlagen, heeft de diervoederindustrie de beschikking over Product Environmental Footprint Category Rules (PEFCR-Feed) en de database van de Global Feed LCA Institute (GFLI). Dit stelt de diervoederproducent in staat om de effecten van grondstofkeuzes op de klimaatimpact van diervoeders te bepalen. BFA coördineert diverse projecten om dierlijke productieketens te ondersteunen bij het verlagen van hun koolstofvoetafdruk, onder meer door het benchmarken van LCA-tools. De BFA-leden maken vanaf dit jaar alleen gebruik van door ILVO erkende tools voor het bepalen en rapporteren van de koolstofvoetafdruk (CFP) van hun producten. SUSTELL, de online berekeningstool van dsm-firmenich, is één van de drie momenteel geaccepteerde rekentools.
Ann Vandeweghe legt uit dat het relevant is hoe de CFP van het voorgaande teelttraject wordt verdeeld bij de verwerking van de primaire producten. Soja is verantwoordelijk voor een groot deel van de CFP van een mengvoer. De verdeling van de CFP van geteelde sojabonen tussen olie en schroot beïnvloedt de CFP van het diervoer waarin het sojaschroot wordt opgenomen. De CFP van het voortraject kan op basis van massa of op basis van economische waarde van de uit het primaire product voortkomende secundaire producten verdeeld worden. In de PEFCR-Feed is gekozen voor de zogeheten economische allocatie. Die resulteert in een lagere CFP voor sojaschroot dan massa-allocatie.
Deze allocatievraagstukken zijn zeer relevant voor de diervoedersector, omdat in diervoeders veel bijproducten en nevenstromen uit de humane voedingssector worden verwerkt. “Door gebruik te maken van economische allocatie wordt het gebruik van bijproducten in mengvoeders gestimuleerd en dit draagt bij aan de verduurzaming van de diervoederproductie”, concludeert Vandeweghe.
Bij dsm-firmenich wordt gebruik gemaakt van de Sustell-tool voor LCA en de bepaling van de CFP van voeders en eindproducten (melk, vlees, ei). “Soms zijn er geen data beschikbaar voor een specifiek ingrediënt of een bepaalde herkomstregio”, vertelt Vandeweghe. “In die gevallen kiezen we dan de cijfers voor een ruimer herkomstgebied, bijvoorbeeld ‘Europa’ in plaats van ‘Frankrijk’ en voor een grondstof die zo goed mogelijk vergelijkbaar is met de te gebruiken grondstof, de zogeheten “proxy” benadering.”
In de komende jaren zullen steeds meer data beschikbaar komen, zodat de diervoederindustrie steeds beter in staat zal zijn om de impact van de dierlijke productieketens op natuur en klimaat te monitoren en te reduceren.
Koolstofvoetafdruk varkens: hoe berekenen en hoe reduceren?
De CFP van vleesvarkens wordt voor ongeveer de helft bepaald door het voer, vertelt Mieke Snoeck van dsm-firmenich. De bijdrage van het voer is dus erg belangrijk, maar dat wil ook zeggen dat het niet de enige factor is die impact heeft op de CFP van varkensvlees. De retail is zich daar nog niet altijd voldoende van bewust, en beschouwt doorgaans enkel het varkensvoer als bron van CFP. Ten onrechte dus.
Hoe efficiënter het varkensbedrijf produceert, hoe beter voor de duurzaamheid. Een gunstige voederconversie en een hoge gezondheidsstatus (minder uitval) zijn essentieel voor een lage CFP van varkensvlees. “Investeren in efficiëntie is investeren in duurzaamheid”, benadrukt Snoeck.
Daarnaast is ook de mestopslag een bron van emissie. Methaan en lachgas zijn twee krachtige broeikasgassen die vrijkomen tijdens de opslag van mest op het bedrijf. Hoe sneller de mest het bedrijf verlaat, hoe lager de emissie en hoe lager de CFP.
Ammoniak is géén broeikasgas en draagt dus zelf niet bij aan de CFP van varkensvlees. Maar uiteraard is dit gas wel van heel groot belang bij de discussie over stikstof in de veehouderij, vertelt Mieke Snoeck.
“Technisch en nutritioneel gesproken is het mogelijk om de CFP van varkensvoer aanzienlijk te verlagen”, vertelt Snoeck, “maar dit brengt altijd extra kosten met zich mee. En dan is het maar de vraag wie die extra kosten zal ophoesten.”
Uit een studie van Wageningen Universiteit en Blonk Consultants is gebleken dat de CFP van varkens de afgelopen dertig jaar al met meer dan 40 procent is gereduceerd. Dat komt omdat er de voorbije decennia enorme stappen werden gezet in het verhogen van de efficiëntie van de vleesproductie. Nieuwe, efficiënt groeiende varkens genetica, gewijzigde mestopslagsystemen en meer efficiënte varkensvoeders liggen aan de basis van deze uitgesproken trend tot verduurzaming. De verschillende schakels van de productieketen hebben dus ook in het verleden al hun steentje bijgedragen!
Een verdere verlaging van het eiwit- en sojagehalte in varkensvoer betekent bijna altijd een lagere CFP, maar ook het verwerken van meer circulaire grondstoffen draagt hieraan bij. Op termijn is het niet uitgesloten dat de vraag naar een lagere CFP belangrijke gevolgen heeft voor de samenstelling van varkensvoer. De belangrijkste vraag hierbij blijft evenwel of ook de consument bereid zal zijn om iets meer te betalen voor klimaatvriendelijker vlees.
Carolien Makkink - De Molenaar
Meer weten hierover? Raadpleeg uw contactpersoon bij dsm-firmenich voor een update!
dsm-firmenich & duurzaamheid